Surinaamse dansstijlen
De muziekstijlen horen specifiek bij Suriname en kennen in sommige gevallen een oorsprong in het oorspronkelijke land van een bevolkingsgroep.
awasa dans
Awasa is een dans in Suriname die zijn oorsprong kent onder het marron-volk Ndyuka (Aucaners).
In de Awasa beeldt de danseres haar schoonheid uit door middel van sierlijke bewegingen met de handen, heupen en de hals. De mannelijke danser maakt acrobatische bewegingen waarmee hij zijn kracht en vaardigheid toont. De dansers hebben intensief contact met de drummers die hen begeleiden op de apintie. Ritmische begeleiding komt daarbij ook wel van vanuit de danspassen van de dansers, wanneer ze schudinstrumenten aan hun enkels en polsen hebben gebonden.
Banja
Banja is een muziek- en dansstijl uit Suriname
De banja is na de soko het belangrijkst in de verering van de voorouders door Afro-Surinamers en was al bekend in Afrika. De bekendheid strekte zich uit onder Creolen van de plantages en marrons van het Matawai-volk. Tijdens een sessie zouden aanwezigen door de geesten van voorouders in bezit worden genomen. De banja wordt opgevoerd in een vierkwartsmaat.
De partij-banja werd door een zang- en dansgroep uitgevoerd die partij of doe-groep werd genoemd. Hierin traden vaste personages op als de Sisi (ceremonieleidster), Aflaw (flauwvalster) en de Datra (dokter). Verwant eraan was de laku, waarin andere personages speelden.
Jaran Kepang
Jaran képang, ook wel kuda képang, kuda lumping of Javaanse paardendans, is een van oorsprong Javaanse dans.
De leider van de dansgroep trekt zich tijdens de opvoering van de jaran képang terug, voor gebed en om te offeren. Hij roept zo de geesten van paarden aan die bezit nemen van de dansers. De dansers zitten op een uit riet gevlochten stokpaard. Op het ritme van gamelanmuziek bootsen zij een ruiter na die zijn paard ment. Wanneer zij plotseling in trance raken, nemen zij het gedrag over van een paard, door te galopperen, om zich heen te schoppen en gras te eten. Hierna valt de danser neer bij de trommelaar en verbreekt de leider de trance. De leider kan daarna de geesten van andere dieren aanroepen, zoals apen, tijgers en slangen.
Lanu
Laku is een dansspel in dramavorm en muziekstijl uit Suriname. De ontstaansgeschiedenis van de laku ligt nadat in 1863 de slavernij werd afgeschaft.
De laku is verwant aan de banja, waarin personages speelden op de plantages. In de laku kwamen personages voor als de Snesi (Chinees), de Koeli (Hindoestaan) en de Koeli Konsro (Britse consul). In de liederen wordt in vraag-en-antwoord-stijl kritiek geuit op bepaalde personen en situaties. Er werd begeleiding gegeven door een ensemble van enkele muzikanten en gespeeld in een vierkwartsmaat.
Londa ke nac
Londa ke nác of Chokra is een jongens- of knapendans in Suriname die gedanst wordt door Hindoestanen. De dans bestaat uit bewegingen met de handen en heupen.
De dans komt van oorsprong uit India en onderging in Suriname verschillende aanpassingen. Chokra is de oorspronkelijke variant die met twee mannelijke dansers werd opgevoerd, van wie een verkleed als vrouw. Hiervoor werd in India gekozen nadat besloten was dat vrouwen alleen voor een select gezelschap of in tempels mochten dansen. Later bleef alleen de als danseres verklede man over en werd de naam aangepast in londa ke nác.
Er wordt gedanst tijdens vieringen als huwelijksfeesten, verjaardagen, gáw puja (buurtgebed) of navratri (verering universele moeder), maar ook tijdens evenementen als ketikoti en Parbo Night.
Maraca
Maraca is een dans- en muziekstijl in Suriname die zijn oorsprong kent onder de inheemse bevolking van de Caraïben.
De maraca wordt gedanst in een kring. De dansgroep maakt met het lichaam golvende bewegingen in voorwaartse richting. In de dans worden repeterende bewegingen naar ‘Moeder Aarde’ en terug gemaakt. De dansers houden hierbij elkaars handen vast en volgen met de voeten een ritmisch patroon. Er wordt met een Maraca een ratelend geluid gemaakt waarmee de maat wordt aangegeven.
sekete
Sekete ontstond onder Saramaccaners in een tijd dat marrons nog gescheiden leefden van creolen op plantages. De stijl verdween met de trek van marrons naar de steden.
Volgens André Mosis zou de oorspronkelijke benaming onder de marrons seketi zijn geweest en zou sekete uitsluitend hebben verwezen naar de creoolse muziekstijl op de plantages.
Rond 1975 werd de muziek vermengd met kaseko door aan de oude liedjes een ander slagwerkpatroon te geven. Het snellere ritme maakt dansen moeilijker. De stijl hangt, net als kaseko, dicht aan tegen Afrikaanse muziek. Onder meer worden pentatonische toonladders gebruikt.
soko
Soko, ook geschreven als sokko of psoko, is een type liederen in Suriname. Ze worden ook wel soko-psalmen genoemd vanwege hun religieuze betekenis.
De soko’s zijn stichtelijke liederen die hun herkomst kennen uit de tijd van de slavernij. Met de liederen worden de voorouders vereerd. Ze worden gezongen in een Afrikaanse taal en zijn amper te vertalen naar het Sranantongo. Oorspronkelijk vormden de soko’s de inleiding van een ceremonie en werd daarna overgegaan op andere stijlen.
De Soko-psalmen zijn vooral bekend onder Surinamers die zich bezig houden met Afro-religieuze muziek. Er wordt gezongen in het vraag-en-antwoord-spel, in het Sranantongo aksi-piki genoemd. Er is in principe geen begeleiding van muziekinstrumenten. De banja is na de soko een belangrijke stijl voor de marrons in de voorouderverering.
tuka
Tuka is een muziek- en dansstijl in Suriname die zijn oorsprong kent onder het Ndyuka-volk.
Tuka ontstond in de tweede helft van de 19e eeuw. Ze wordt tijdens een wintiprei gespeeld in een vierkwartsmaat als afwisseling van een 12/8-maat of als overstap op een andere dansstijl. In de stijl wordt gebruik gemaakt van traditionele trommels.
Deze muziek- en dansstijl maakt deel uit van rouwceremonies. Ze doet dienst als troost en aanmoediging voor de nabestaanden om het verlies te aanvaarden.