De muziekstijlen horen specifiek bij Suriname en kennen in sommige gevallen een oorsprong in het oorspronkelijke land van een bevolkingsgroep.

Baithak gana

Baithak gana

Baithak gana (vertaald: zitting zang) is een Surinaamse, Hindoestaanse muziekstijl. De stijl vindt zijn oorsprong in India. Geïnspireerd door volksliederen uit Uttar Pradesh en Bihar.

Deze stijl is ontwikkeld door de 2de generatie Hindoestanen in Suriname. De teksten zijn in het Sarnami Hindoestani. Meestal zitten er 3 muzikanten op de grond en improviseren de muziek. De instrumenten die vaak gebruikt worden zijn; een dantaal, een dhool en een harmonium.

Banja

Banja is een verering van de voorouders door Afro-Surinamers en komt oorsprongelijk uit Afrika. De Creolen van de plantages en marrons van het Matawai-volk gebruikte deze verering. Tijdens een Banja sessie zouden aanwezigen in bezit worden genomen door de geesten van voorouders. De banja wordt opgevoerd in een vierkwartsmaat.

De partij-banja werd door een zang- en dansgroep uitgevoerd die partij of doe-groep werd genoemd. Hierin traden vaste personages op als de Sisi (ceremonieleidster), Aflaw (flauwvalster) en de Datra (dokter). 

 

Bigi poku

Bigi-poku

Bigi-poku (muziek voor volwassen) is een Afro-Surinaamse muziekstijl. De stijl is een subgenre van kaseko en werd opgevoerd in de cafés, nachtclubs en bordelen in Paramaribo. 

Bij Bigi-poku wordt niet gezongen en worden geen elektrische muziekinstrumenten worden gebruikt. Het ritme is afkomstig uit de kawina. Naast verschillende trommels werden fluiten, een trompet en een tuba gebruikt.

Naar schatting is het genre rond de overgang van de 19e naar de 20e eeuw ontstaan. De stijl bleef ongeveer een halve eeuw gangbaar en verdween met de opkomst van kaseko naar de achtergrond.

Chutney music

Chutney

Chutney Music kent zijn oorsprong in de Bhojpuri volksmuziek in Bihar, India. Hier vermengde het zich met stijlen als calypso en soca. 

Vroeger werd het aantal muziekinstrumenten dat in chutney werd bespeeld beperkt tot het harmonium dat voor de melodie zorgt, de dhool voor de percussie en de dantaal die het ritme bepaalt. Tegenwoordig is het aantal mogelijke muziekinstrumenten sterk uitgebreid. 

Kaseko

Kaseko is vrolijke dansmuziek. Kaseko is ontstaan uit de traditionele Surinaams-creoolse kawina muziek. Kaseko heeft twee elementen van de kawina overgenomen: het zingen volgens roep-en-antwoordpatroon (call and response) en het gebruik van percussie-instrumenten. Het belangrijkste percussie-instrument is de skratsji. Die geeft het basisritme aan.

kaboela

Kaboela

Kaboela is een Surinaamse muziek- en dansstijl. Deze stijl is afgeleid van de Kaseko. Kaboela heeft een wild imago. Tijdens kaboelafeesten wordt er erotisch gedanst op opzwepende muziek.

 

Kawina

Kawina

Een Kawina band bestaan meestal uit zo’n 10 personen. Er wordt gezongen volgens vraag en antwoord zang. De teksten gaan vaak over het dagelijks leven, bijv. over de liefde. In Kawina muziek zijn verschillende percussie instrumenten te horen. Het belangrijkste in Kawina muziek zijn de drums, Kawina drums. De drums zijn gemaakt van hout en aan beide kanten gespannen met een vel. Aan de ene kant worden ze bespeeld met een stok en aan de andere kant met de hand.

Laku

Laku

Laku is een dansspel in dramavorm en muziekstijl uit Suriname. De ontstaansgeschiedenis van de laku ligt nadat in 1863 de slavernij werd afgeschaft.

De laku is verwant aan de banja, waarin personages speelden op de plantages. In de laku kwamen personages voor als de Snesi (Chinees), de Koeli (Hindoestaan) en de Koeli Konsro (Britse consul). In de liederen wordt in vraag-en-antwoord-stijl kritiek geuit op bepaalde personen en situaties. Er werd begeleiding gegeven door een ensemble van enkele muzikanten en gespeeld in een vierkwartsmaat.

maraca

Maraca

Maraca is een dans- en muziekstijl in Suriname die zijn oorsprong kent onder de inheemse bevolking van de Caraïben.

De maraca wordt gedanst in een kring. De dansgroep maakt met het lichaam golvende bewegingen in voorwaartse richting. In de dans worden repeterende bewegingen naar ‘Moeder Aarde’ en terug gemaakt. De dansers houden hierbij elkaars handen vast en volgen met de voeten een ritmisch patroon. Er wordt met een Maraca een ratelend geluid gemaakt waarmee de maat wordt aangegeven.

Java pop

Java pop

Java-pop, ook wel pop-Jawa of pop-Java, afkorting van Javaanse popmuziek, is popmuziek die in het Javaans wordt gezongen. De muziekstijl komt met name voor in Indonesië en onder Javanen in Nederland en Suriname.

Java-pop onderscheidt zich van traditionele muziek op Java zoals campursari en verwijst naar popmuziek die aan het eind van de 20e eeuw is opgekomen. Sinds de opkomst van de hiphop wordt Javaanse hiphop gerekend als een subgenre.

In Suriname wordt af en toe een Pop Jawa Festival gehouden.

Sambura

Sambura

Een sambura is een trom die door inheemsen van het volk Karaïben (Kalinha) in onder meer Suriname wordt bespeeld. Het is het belangrijkste instrument voor de Caraïben.

Voor inheemsen is het belangrijk dat een sambura ‘dreunt’, waarmee bedoeld wordt dat het geluid ver draagt. Hiermee wordt ook verwezen naar de functie die de sambura in de eerste plaats heeft, namelijk als communicatiemiddel tussen dorpen.

 

sekete

sekete

Sekete ontstond onder Saramaccaners in een tijd dat marrons nog gescheiden leefden van creolen op plantages. De stijl verdween met de trek van marrons naar de steden.

Volgens André Mosis zou de oorspronkelijke benaming onder de marrons seketi zijn geweest en zou sekete uitsluitend hebben verwezen naar de creoolse muziekstijl op de plantages.

Rond 1975 werd de muziek vermengd met kaseko door aan de oude liedjes een ander slagwerkpatroon te geven. Het snellere ritme maakt dansen moeilijker. De stijl hangt, net als kaseko, dicht aan tegen Afrikaanse muziek. Onder meer worden pentatonische toonladders gebruikt.

 

soko

Soko

Soko, ook geschreven als sokko of psoko, is een type liederen in Suriname. Ze worden ook wel soko-psalmen genoemd vanwege hun religieuze betekenis.

De soko’s zijn stichtelijke liederen die hun herkomst kennen uit de tijd van de slavernij. Met de liederen worden de voorouders vereerd. Ze worden gezongen in een Afrikaanse taal en zijn amper te vertalen naar het Sranantongo. Oorspronkelijk vormden de soko’s de inleiding van een ceremonie en werd daarna overgegaan op andere stijlen.

De Soko-psalmen zijn vooral bekend onder Surinamers die zich bezig houden met Afro-religieuze muziek. Er wordt gezongen in het vraag-en-antwoord-spel, in het Sranantongo aksi-piki genoemd. Er is in principe geen begeleiding van muziekinstrumenten. De banja is na de soko een belangrijke stijl voor de marrons in de voorouderverering.

tuka

tuka

Tuka is een muziek- en dansstijl in Suriname die zijn oorsprong kent onder het Ndyuka-volk.

Tuka ontstond in de tweede helft van de 19e eeuw. Ze wordt tijdens een wintiprei gespeeld in een vierkwartsmaat als afwisseling van een 12/8-maat of als overstap op een andere dansstijl. In de stijl wordt gebruik gemaakt van traditionele trommels.

Deze muziek- en dansstijl maakt deel uit van rouwceremonies. Ze doet dienst als troost en aanmoediging voor de nabestaanden om het verlies te aanvaarden.